20180 |
bevallen |
een kleine krijgen:
een kleine krijgen (L366p Gruitrode),
kopen:
kopen (L366p Gruitrode)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
34498 |
bevruchten |
treden:
trē̜i.ǝ (L366p Gruitrode)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
25107 |
bewolkte lucht |
heel overtrokken lucht:
heēl ievertrokke (L366p Gruitrode),
heèl ievertrokke (L366p Gruitrode)
|
bewolkt [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
stil:
ook materiaal znd 21, 18
stille (L366p Gruitrode)
|
bezadigd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛsǝm (L366p Gruitrode),
bezem:
bɛsəm (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
Hèè kos de bessem ûtstèke, (omdat zijn vrouw hem had verlaten) ein bessem(e) stiêl is van börkehuit en eine heksebessem staat voor een abnormale dichte vertakking in een boomkruin(waarop de heksen tijdens hun luchtreis op een bezemsteel kunnen rusten)
bessem (L366p Gruitrode)
|
bezem [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
bezemsteel:
Lûster, det zitsj zuu inne stiêl: het geval zit aldus in elkaar
bessemstiêl (L366p Gruitrode)
|
bezemsteel
III-2-1
|
21509 |
bezoeken |
bezoeken:
bezéken (L366p Gruitrode)
|
Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
18009 |
bezwijming |
zwijm:
zwijm (L366p Gruitrode)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17996 |
bibberen |
bibberen:
hij bibberde van de kauw (L366p Gruitrode),
rijderen:
riejere (L366p Gruitrode)
|
beven, bibberen [ZND 21 (1936)] || hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
23200 |
bidden |
beden:
dich moost bijje (L366p Gruitrode)
|
Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|