e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

Gevonden: 3122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biechten (gaan) biechten (gaan): vy goan biēchte (Gruitrode) We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)] III-3-3
bieden hogen: hīēge (Gruitrode) bieden [ZND 21 (1936)] III-3-1
bier bier: Höbbe ze in dèè kafee Itters of Bògkendzjer beer  beer (Gruitrode), bock: vgl. het waalse riviertje Bock Kòm,ve drinken òs nog rap ein paar bòkskes  bòk (Gruitrode) bier || bokbier III-2-3
bieslook bieslook: beesloek (Gruitrode) [ZND 34 (1940)] I-7
biestmelk biest: bes (Gruitrode), biestmelk: bēsmę.lǝk (Gruitrode) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
bietenloof, bladerkroon krotenbladeren: krűtǝblāi̯ǝr (Gruitrode), krotenloof: krǫu̯tǝlǫu̯f (Gruitrode) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5
bietenplantjes krotenplantjes: krűtǝplęntjǝs (Gruitrode) Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.] I-5
bietenplantjes uitdunnen afdunnen: āf˱dynǝ (Gruitrode), afsteken: āfstękǝ (Gruitrode) Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2] I-5
bietenriek bietenriek: bitǝrēk (Gruitrode), krotenriek: krūǝtǝrēk (Gruitrode) Riek om bieten mee te verplaatsen. Doorgaans met minder tanden dan de aardappelriek, maar wel met bolletjes aan de uiteinden van de tanden om de bieten niet te beschadigen. Bij krotengaffel, achter in het lemma, wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het stuk gereedschap 8 tot 10 tanden heeft. Vergelijk ook de toelichtingen bij de lemmaɛs Aardappelriek en Bietenkopper. [N 18, 25a, 25b en 64; JG 1d; A 28, 3; monogr.] I-5
bietenveld stuk reuben: stęk rēbǝ (Gruitrode) Met bieten of rapen bezaaid stuk land. [L 41, 2; monogr.] I-5