25382 |
pompen |
bloed uitpompen:
blōt ytpompǝ (L366p Gruitrode)
|
Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.]
II-1
|
33572 |
pompoen |
pronkappel:
mooi geblonken appel, waarmee men "brònke" kon.
brònkappel (L366p Gruitrode)
|
pronkappel
I-7
|
19474 |
pook |
pook:
o.m. om het vuur op te rakelen
puuk (L366p Gruitrode),
rakelijzer:
roakeli-jzer (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
stoofijzer:
stoafi-jzer (L366p Gruitrode)
|
pook
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pǫrt (L366p Gruitrode)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33796 |
poot |
poot:
pūǝt (L366p Gruitrode),
pűǝt (L366p Gruitrode
[(mv piǝt)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-11, I-9
|
21481 |
portemonnee, beurs |
portemonnee (<fr.):
eine leère portemonnée (L366p Gruitrode)
|
Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
33573 |
postelein |
postelein:
pastelein (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
pastəleͅi.n (L366p Gruitrode),
postellen (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode)
|
[Goossens 1b (1960)]postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)]
I-7
|
20028 |
potaarde |
leem:
lęjm (L366p Gruitrode)
|
Aarde of klei die geschikt is om er aardewerk van te bakken. [N 49, 1a; N 27, 48; L 35, 78; monogr.]
II-8
|
33171 |
poten |
planten:
pla.ntǝ (L366p Gruitrode),
poten:
pű̄ǝtǝ (L366p Gruitrode),
stijpels:
stē̜.pǝls (L366p Gruitrode)
|
De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-13, I-5
|
25413 |
poten verwijderen |
snijden:
snęjǝ (L366p Gruitrode)
|
Als de poten zijn afgehuid, verwijdert men ze in het eerste gewricht (gerekend vanaf de hoef). De poten worden van het lijf gesneden, gekapt of gezaagd. [N 28, 48; monogr.]
II-1
|