e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammelaar konijnsrekel: kni-jnsrèkel (Gruitrode), rammelaar: ook haas  remmelèèr (Gruitrode), rekel: rēͅkəl (Gruitrode) konijn, mannetje || rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
rammenas rammenas: ramanas (Gruitrode) [ZND 41 (1943)] I-7
rampvlucht rampvlucht: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  rampvleeg (Gruitrode) een vlucht waar er weinig van terugkomen? [N 93 (1983)] III-3-2
ranzig garstig: gàrstig (Gruitrode), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  garstig (Gruitrode) garstig [ZND 23 (1937)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Gruitrode) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
raspen raspen: ràspe (Gruitrode, ... ) raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] III-2-1, III-2-3
rauw rauw: rauw vleisch (Gruitrode), ruiw (Gruitrode) Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] || rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3
ravotten het druk hebben: het drèk hebben (Gruitrode) Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] III-3-2
razen en tieren tempeesten: Hèè mook zich dik; hèè stòng doa te tampiêste wi-j eine roazende zot  tampiêste (Gruitrode) razen, tieren (fig.) III-1-4
razend van woede razentig: doon ze det hiêrde, wèèrde ze roazentig koad  roazentig (Gruitrode) zeer boos III-1-4