e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steengruis grind: grent (Gruitrode) Kleine stukjes steen waarmee men wegen bedekt. Voor een verklaring van het woordtype ɛbrokkeljonɛ zie men de toelichting bij het lemma ɛmokerɛ (WLD II.9, blz. 15) waarin ɛbrokkeljonɛ in verband wordt gebracht met het Franse ɛbriquallonsɛ en het Waalse ɛbricayonsɛ ø̄steenpuinø̄.' [L 24, 28a; monogr.] I-8
steenkool kolen: koĕle (Gruitrode, ... ) steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)] III-2-1
steenpuist, bloedzweer bloedzweer: bloedzweer (Gruitrode) Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)] III-1-2
stelpen van bloed stelpen: stelpen (Gruitrode) Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)] III-1-2
stenen pot, keulse pot pot: pot (Gruitrode) een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stengel, steel steel: stīǝ.l (Gruitrode) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
stiekem eten slokken: eerder negatief  slókke (Gruitrode), snatsen: positief  snáátse (Gruitrode), sneuken: snuike (Gruitrode) stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)] III-2-3
stier looitje: lōkǝ (Gruitrode), var: var (Gruitrode), vār (Gruitrode) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfkop kwade saro: Het is afgel, van het reg.ww. sarren en het zn. een sar: plaaggeest z ook sakker, gedwèringde  eine koaje saro (Gruitrode), lastige saro: eine lestige saro (Gruitrode), sakker: sakker (Gruitrode), stijfkop: sti-jfkop (Gruitrode), ook materiaal znd 28, 31  stiefkop (Gruitrode), stijverik: sti-jferik (Gruitrode), warserik: wèèrserik (Gruitrode), warskop: wèèrskop (Gruitrode, ... ), warszak: wèèrszak (Gruitrode) dwarskop || koppig [ZND 01 (1922)] || koppigaard || kwaadaardige dwarskop III-1-4
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stīfsəl (Gruitrode) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1