28206 |
steengruis |
grind:
grent (L366p Gruitrode)
|
Kleine stukjes steen waarmee men wegen bedekt. Voor een verklaring van het woordtype ɛbrokkeljonɛ zie men de toelichting bij het lemma ɛmokerɛ (WLD II.9, blz. 15) waarin ɛbrokkeljonɛ in verband wordt gebracht met het Franse ɛbriquallonsɛ en het Waalse ɛbricayonsɛ ø̄steenpuinø̄.' [L 24, 28a; monogr.]
I-8
|
19637 |
steenkool |
kolen:
koĕle (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode)
|
steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
18111 |
steenpuist, bloedzweer |
bloedzweer:
bloedzweer (L366p Gruitrode)
|
Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
stelpen (L366p Gruitrode)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
pot:
pot (L366p Gruitrode)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
32971 |
stengel, steel |
steel:
stīǝ.l (L366p Gruitrode)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20579 |
stiekem eten |
slokken:
eerder negatief
slókke (L366p Gruitrode),
snatsen:
positief
snáátse (L366p Gruitrode),
sneuken:
snuike (L366p Gruitrode)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34050 |
stier |
looitje:
lōkǝ (L366p Gruitrode),
var:
var (L366p Gruitrode),
vār (L366p Gruitrode)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
19327 |
stijfkop |
kwade saro:
Het is afgel, van het reg.ww. sarren en het zn. een sar: plaaggeest z ook sakker, gedwèringde
eine koaje saro (L366p Gruitrode),
lastige saro:
eine lestige saro (L366p Gruitrode),
sakker:
sakker (L366p Gruitrode),
stijfkop:
sti-jfkop (L366p Gruitrode),
ook materiaal znd 28, 31
stiefkop (L366p Gruitrode),
stijverik:
sti-jferik (L366p Gruitrode),
warserik:
wèèrserik (L366p Gruitrode),
warskop:
wèèrskop (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
warszak:
wèèrszak (L366p Gruitrode)
|
dwarskop || koppig [ZND 01 (1922)] || koppigaard || kwaadaardige dwarskop
III-1-4
|
19641 |
stijfsel |
stijfsel:
samen met znd 7, 48
stīfsəl (L366p Gruitrode)
|
de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|