17936 |
verdwenen |
de gaten uit:
de gaten uit (L366p Gruitrode)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
30735 |
verflaag |
laag verf:
loax ˲vɛrǝf (L366p Gruitrode)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
frommelen:
frommelen (L366p Gruitrode),
verfrommelen:
verfrommele (L366p Gruitrode)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] || Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeet-me-nietje (L366p Gruitrode)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
19597 |
vergiet |
zij:
zie (L366p Gruitrode)
|
vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
18054 |
vergiftigen |
vergeven:
vergeven (L366p Gruitrode),
vergiftigen:
vergiftigen (L366p Gruitrode)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
òpwerme (L366p Gruitrode)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19370 |
verhuizen |
omhuizen:
ómhŭŭze (L366p Gruitrode),
omleiden:
oorspronkelijk om tafel lopen na \"installatie\
ómléje (L366p Gruitrode),
verhuizen:
verhŭŭze (L366p Gruitrode)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrieje (L366p Gruitrode)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vri-je (L366p Gruitrode),
vrieje (L366p Gruitrode)
|
vrijen || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|