18074 |
verkouden |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ik ben verkawd (L366p Gruitrode),
verkoud:
ich ben verkauwd (L366p Gruitrode),
verkauwd zijn (L366p Gruitrode),
verkoud (L366p Gruitrode),
versnuft:
versnoft (L366p Gruitrode)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kilte in het hoofd:
een kilte in het hoofd (L366p Gruitrode),
kou:
dich zolst kauw kriege (L366p Gruitrode),
een kou in het hoofd (L366p Gruitrode)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19888 |
verlichting |
licht:
leecht (L366p Gruitrode)
|
verlichting
III-2-1
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verlezen (L366p Gruitrode),
vərlĕzə (L366p Gruitrode)
|
Verliezen. [ZND m] || wij verliezen [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
20813 |
vermicelli |
vermicelle (fr.):
men hoort ook vermesjöl
fermesjöl (L366p Gruitrode)
|
vermicelli
III-2-3
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
verneelen (L366p Gruitrode)
|
vernielen [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
20576 |
verschaald |
verschaald:
versjááld (L366p Gruitrode)
|
verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20644 |
verschalen |
verzwartselen:
Este di-j pi-jntsj beer neet wi-jer ûtdrinks, geit ze verzwatsele
verzwatsele (L366p Gruitrode)
|
verschalen o.a. van drank
III-2-3
|
25344 |
verslachten |
gewicht verliezen:
gǝwixt vǝrlēzǝ (L366p Gruitrode)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|
32918 |
verspreid gras |
hooi:
hű̄i̯ (L366p Gruitrode)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|