e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vierhoekige eg vierkantige [eg]: vērkɛnjtjegǝ [eg] (Gruitrode), vērkɛntegǝ [eg] (Gruitrode) De oude houten, later ook ijzeren eg die een vierhoekig geraamte had; zie afb. 53 en 54. Deze eg was niet altijd vierkant of rechthoekig: soms waren de hoofdbalkjes lichtelijk gebogen of vormden de balken een ruitvormig raam. Waar de vierhoekige eg blijkens de opgaven als onkruideg en/of als zaadeg in gebruik was, is vermeld in de betrokken lemmata. Zie verder het lemma ''eg''. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 71 + 72 + 75 add.; N J 10; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2
vieruursboterham koffiedrinkens, het -: Vgl Eng tea-time t Is koffiedrinkesti-jd  koffiedrinkes (Gruitrode), koffietijd: koffietijd (Gruitrode), kòffĭĕti-jd (Gruitrode) de broodmaaltijd zowat rond 1600 uur || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 uur 30 [ZND 18G (1935)] III-2-3
vijf centiem knabje: knepke (Gruitrode) Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)] III-3-1
vijfentwintig centiem kwartje: kwaartje (Gruitrode) Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)] III-3-1
vijver koet: (kleiner).  kūūt (Gruitrode), kuil: (kleiner).  kŏĕl (Gruitrode), vijver: vīvǝr (Gruitrode), waterkoet: wāterkŏĕwt (Gruitrode), wijer: (groot).  wi-jer (Gruitrode) klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.] I-8, III-4-4
vinden vinden: venə (Gruitrode) vinden [ZND m] III-1-2
vinger vinger: vinger (Gruitrode) Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] III-1-1
vingerlid lid: liet v.d. vinger (Gruitrode) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vink boekweitvink: bòkkesvink (Gruitrode), botvink: botvink (Gruitrode, ... ) boekvink || vink [ZND 43 (1943)] || vink, gewone — III-4-1
violier flier: vlier (Gruitrode), violier: vlier (Gruitrode) Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)] I-7, III-2-1