e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voederen voeden: vōi̯ǝ (Gruitrode) Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.] I-11
voedermengsel voor duiven die moeten presteren (thans) vlucht: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  vleugd (Gruitrode) Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven die moeten presteren [N 93 (1983)] III-3-2
voedermengsel voor duiven in de kweekperiode (thans) kweek: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  kweek(periode) (Gruitrode) Hoe noemt men thans het fabrieksmatig bereide, speciale voedermengsel voor duiven in de kweekperiode [N 93 (1983)] III-3-2
voederwikke wikke(n): wekǝ (Gruitrode) Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24] I-5
voedsel eten: éten (Gruitrode), ééte (Gruitrode), kost: kost (Gruitrode), kòst (Gruitrode), spijs: spi-js (Gruitrode), algemeen woord Den Hiêr zi-j dank,/ viêr spi-js en drank  spi-js (Gruitrode), voedsel: voodsel (Gruitrode), vreten: vreten (Gruitrode) dat is krachtig voedsel [ZND 28 (1938)] || eten (znw.) [ZND 44 (1946)] || het eten || voedsel || voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)] III-2-3
voerman voerman: vōrma.n (Gruitrode) Persoon die een ingespannen paard bestuurt of ment. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
voet voet: voot (Gruitrode), vōt (Gruitrode) voet [ZND 08 (1925)], [ZND m] III-1-1
voetkussen voetkussen: vootkésse (Gruitrode) Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)] III-2-1
vogel, algemeen gevogel: gevechel (Gruitrode), vogel (mv.): viêgel (Gruitrode), vugel (Gruitrode) gevogelte [ZND 35 (1941)] || vogel || vogels, mv. III-4-1
vogelmuur mier: mē̜.r (Gruitrode), muur: meer (Gruitrode) muurkruid || Stellaria media L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en braakliggende gronden met kleine donkere zaadjes en groene blaadjes. Het groeit laag boven de grond in samenhangende trossen en bloeit van februari tot november met kleine witte bloempjes. Kippen (en kanaries) eten het graag en sommige benamingen wijzen ook hierop. De lengte varieert van 10 tot 40 cm. Het is bekender onder de oude naam muur. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1a, 1b, 2c; A 60A, 59; monogr.] I-5, III-4-3