e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wisselvallig weer het weer staat niet: ⁄t wéér stejt neet vàst (Gruitrode), regenlucht: réngellòcht (Gruitrode), (nadruk op regen).  réngellòcht (Gruitrode), veranderlijk (weer): ⁄t wéér is verànnerlik (Gruitrode) lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] III-4-4
wit halsboordje witte col (fr.): eine witte col (Gruitrode) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
wit stervormig vlekje op het voorhoofd kroon: krű̄ǝn (Gruitrode) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Gruitrode) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
wit zand, stooizand zand: zànd (Gruitrode), zavel: zāvel (Gruitrode) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witte kaas, wrongel platte kaas: plàtte kīēs (Gruitrode), Syst. Frings mnl.  platə kies (Gruitrode) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte klaver, steenklaver steenklee: stęi̯n[klee] (Gruitrode), witte klee: wetǝ [klee] (Gruitrode) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool kabots: kebûts (Gruitrode), kəbotsə (Gruitrode), kabuits: Verkorting voor kebûtsekiêl Eng. cabbage  kebûts (Gruitrode), wit moes: wet mōs (Gruitrode), wit mo.s (Gruitrode), wit moos (Gruitrode, ... ), witte kabots: witte kabots (Gruitrode) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwikstaartje: kwikstertje (Gruitrode, ... ), kwikstertje (alg.) (Gruitrode) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
witte vloed witte vloed: wetǝ vlōt (Gruitrode) Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99] I-11