e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
worst maken worst(en) maken: worst mākǝ (Gruitrode) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1
worstenbroodje saucijzenbroodje: sesi-jzebriêdsje (Gruitrode), worstenbroodje: Syst. Frings  woͅrstəbrietjə (Gruitrode), worstriggel: worstriggel (Gruitrode), syn  worstriggel (Gruitrode) Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] || worstenbrood || worstenbroodje III-2-3
worstvlees en -vet kleinmaken malen: mālǝ (Gruitrode) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wortel wortel: wortǝl (Gruitrode) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortelenstamppot stomp: stòmp (Gruitrode) gestampte aardappelen vermengd met o.a. worteltjes, of hutspot III-2-3
worteltje hete poten: heͅi.təpuiətə (Gruitrode), pootjes: pietsjes (Gruitrode), poten: puute (Gruitrode) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] || Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wrang sprang: spraŋ (Gruitrode) Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr] I-11
wreef wreef: wrief (Gruitrode) de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] III-1-1
wrijven wrijven: wrijven (Gruitrode) Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)] III-1-2
wringen wringen: wringen (Gruitrode) Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)] III-1-2