25450 |
worst maken |
worst(en) maken:
worst mākǝ (L366p Gruitrode)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
20709 |
worstenbroodje |
saucijzenbroodje:
sesi-jzebriêdsje (L366p Gruitrode),
worstenbroodje:
Syst. Frings
woͅrstəbrietjə (L366p Gruitrode),
worstriggel:
worstriggel (L366p Gruitrode),
syn
worstriggel (L366p Gruitrode)
|
Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] || worstenbrood || worstenbroodje
III-2-3
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
malen:
mālǝ (L366p Gruitrode)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
32970 |
wortel |
wortel:
wortǝl (L366p Gruitrode)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
20605 |
wortelenstamppot |
stomp:
stòmp (L366p Gruitrode)
|
gestampte aardappelen vermengd met o.a. worteltjes, of hutspot
III-2-3
|
33563 |
worteltje |
hete poten:
heͅi.təpuiətə (L366p Gruitrode),
pootjes:
pietsjes (L366p Gruitrode),
poten:
puute (L366p Gruitrode)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] || Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20917 |
wrang |
sprang:
spraŋ (L366p Gruitrode)
|
Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr]
I-11
|
17679 |
wreef |
wreef:
wrief (L366p Gruitrode)
|
de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
wrijven (L366p Gruitrode)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
wringen (L366p Gruitrode)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|