20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepensionneerd (L366p Gruitrode)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsstier:
prī.sstɛ̄r (L366p Gruitrode)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
18939 |
gereed |
gereed:
Ich bön nog neet gereid möt mee werk
gereid (L366p Gruitrode),
klaar:
tiêge de middig kan ich möt det werkske kloar zeen
kloar (L366p Gruitrode),
kompleet:
di-j verzameling waas eindelik kòmpliêt
kòmpliêt (L366p Gruitrode),
vaardig:
Voilà, det werkske is alweer vèrig
vèrig (L366p Gruitrode)
|
afgewerkt || gereed, af || klaar,af || volledig, af
III-1-4
|
19091 |
gerieflijk |
gerieflijk:
ein gerèfelik hoes (L366p Gruitrode)
|
Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt:
gerijkt (L366p Gruitrode),
gerookt spek:
inz. voor vleeswaren gereikte sjònk gereikt spek
gereikt spek (L366p Gruitrode)
|
gerookt || spek dat gerookt is [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
20583 |
gerookte paling |
gerookte paling:
grèjkte paoling (L366p Gruitrode)
|
panpaling; Hoe noemt U: Een gerookte panpaling [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
gárst (L366p Gruitrode)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
gerstebier:
garstebeer (L366p Gruitrode)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
21595 |
geschiedenis |
geschiedenis:
ein geschiedenis vertelle (L366p Gruitrode),
get:
gət vərtəllə (L366p Gruitrode)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hā.mǝl (L366p Gruitrode)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|