e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

Gevonden: 3122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
griesmeelpudding semoule-pap: De smulpaap zag mich detter smûlpap hauw gète  smûlpap (Gruitrode) griesmeelpap III-2-3
griffel griffel: griffel (Gruitrode) De stift, waarmee op die lei wordt geschreven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
grijnzen greilachen: zie ook green lache; cf. VD s.v. "grijnslachen"= spottend, hatelijk lachen  gri-jlache (Gruitrode), grijnlachen: zie ook "grijslachen  green lache (Gruitrode) grijnslachen || groen lachen III-1-4
grijpen naar pakken: pakke (Gruitrode) Naar iets grijpen [ZND 35 (1941)] III-1-2
gril streek: ook materiaal znd 29, 16  streek (Gruitrode) kuren (znw) [ZND 01 (1922)] III-1-4
grindweg kiezelweg: kiezelweèg (Gruitrode), kiezelwēͅg (Gruitrode) Hoe heet een weg die daarmee [steengruis (kleine stukjes steen)] bedekt is ? [ZND 24 (1937)] III-3-1
grindx grind: grint (Gruitrode), kiezel: ps. de z heb ik omgespeld in zj, omdat het een spellingsteken is. Invuller noteert nl. ook een gewone Ned. z.  kiezjel (Gruitrode) grind [ZND 01 (1922)] III-4-4
groei was: waš (Gruitrode) Opgaven voor de uitdrukking "er zit geen groei in". [L 8, 7a; monogr.] I-4
groeien schikken: schikken (Gruitrode), wassen: wassen (Gruitrode), wasǝ (Gruitrode) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] I-4, III-1-1
groen (kleur) groen: green (Gruitrode), grien (Gruitrode, ... ) groen [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)] III-4-4