20645 |
griesmeelpudding |
semoule-pap:
De smulpaap zag mich detter smûlpap hauw gète
smûlpap (L366p Gruitrode)
|
griesmeelpap
III-2-3
|
21495 |
griffel |
griffel:
griffel (L366p Gruitrode)
|
De stift, waarmee op die lei wordt geschreven. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
18880 |
grijnzen |
greilachen:
zie ook green lache; cf. VD s.v. "grijnslachen"= spottend, hatelijk lachen
gri-jlache (L366p Gruitrode),
grijnlachen:
zie ook "grijslachen
green lache (L366p Gruitrode)
|
grijnslachen || groen lachen
III-1-4
|
17906 |
grijpen naar |
pakken:
pakke (L366p Gruitrode)
|
Naar iets grijpen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
18888 |
gril |
streek:
ook materiaal znd 29, 16
streek (L366p Gruitrode)
|
kuren (znw) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21220 |
grindweg |
kiezelweg:
kiezelweèg (L366p Gruitrode),
kiezelwēͅg (L366p Gruitrode)
|
Hoe heet een weg die daarmee [steengruis (kleine stukjes steen)] bedekt is ? [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
24933 |
grindx |
grind:
grint (L366p Gruitrode),
kiezel:
ps. de z heb ik omgespeld in zj, omdat het een spellingsteken is. Invuller noteert nl. ook een gewone Ned. z.
kiezjel (L366p Gruitrode)
|
grind [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
32968 |
groei |
was:
waš (L366p Gruitrode)
|
Opgaven voor de uitdrukking "er zit geen groei in". [L 8, 7a; monogr.]
I-4
|
17541 |
groeien |
schikken:
schikken (L366p Gruitrode),
wassen:
wassen (L366p Gruitrode),
wasǝ (L366p Gruitrode)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)]
I-4, III-1-1
|
25026 |
groen (kleur) |
groen:
green (L366p Gruitrode),
grien (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode)
|
groen [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)]
III-4-4
|