e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

Gevonden: 3122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote wolk onweerswolk: ónwéérswujk (Gruitrode) grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)] III-4-4
grove stem grof (bn.): gruif (Gruitrode), grove stem: ein groof stem (Gruitrode) grove stem [ZND 24 (1937)] III-3-1
guit pagadder: In de oorspronkelijke Sp. bet. betaalmeester, maar op onze dagen wordt het woord vooral gebruikt voor een klein kind. Ich waas doon nog zuu eine pagadder van ein paar jaar aud  pagadder (Gruitrode) snaak, guit, kwajongen III-1-4
guit, schalk strop: strop (Gruitrode) guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gulden gulden: gelle (Gruitrode) gulden [ZND 35 (1941)] III-3-1
gulden mis gulden mis: gelle mes (Gruitrode) Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3
gulzig gulzig: gulzig (Gruitrode) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] III-2-3
gunnen gunnen: gonne (Gruitrode), gonnen (Gruitrode) Ge moet hem dat geluk gunnen [ZND 24 (1937)] || Ik zal u ook iets gunnen [ZND 24 (1937)] III-1-4
guur, kil en schraal weer kil (weer): kéel weèr (Gruitrode), kéél (Gruitrode), (ook in fig. zin gebruikt).  keel (Gruitrode), killig (weer): killig (Gruitrode), LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  killig (Gruitrode), zuur (weer): zoor (Gruitrode) guur, kil || kil [ZND 27 (1938)] || kil weer [ZND 27 (1938)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)] III-4-4
haagappel papenkul: zie ook ZND01, a-m en u 79, apart ingevoerd  papekille (Gruitrode) haagappel, kleine steenvrucht vd haag- of meidoorn [ZND 24 (1937)] III-4-3