33573 |
postelein |
postelein:
poͅsəlēͅə.n (Q079p Guigoven)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33171 |
poten |
planten:
plā.ntǝ (Q079p Guigoven),
poten:
pǫu̯tǝ (Q079p Guigoven),
voetjes:
vytšǝs (Q079p Guigoven)
|
De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-13, I-5
|
27074 |
praam |
praam:
prǫu̯m (Q079p Guigoven)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
21529 |
praten |
kallen:
kalle (Q079p Guigoven)
|
zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21006 |
prei |
poor:
pōə.r (Q079p Guigoven)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
22687 |
prent(je) |
beeld(je):
soun biltsə (Q079p Guigoven)
|
Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tip (Q079p Guigoven)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
33272 |
raapzaadolie |
raapsmout:
rǫpsmā.t (Q079p Guigoven)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
28447 |
raat |
raat:
(mv)
rǭǝ.tǝ (Q079p Guigoven)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
33577 |
radijs |
radijs:
radēis (Q079p Guigoven)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|