e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een miskraam krijgen miskraam hebben: miskraom hubbe (Gulpen) miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)] III-2-2
een paard beslaan beslaan: bǝšlǫǝ (Gulpen) Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.] II-11
een pak slaag geven aframmelen: aaframmele (Gulpen), afzwensen: aafschwensen (Gulpen), baffen: bavve (Gulpen), houwen: houwe (Gulpen), pezelen: piezele (Gulpen), priegelen: preugele (Gulpen), schrammen: sjräöme (Gulpen), uitvegen: ing oetvēēge (Gulpen), vegen: vèege (Gulpen), zwadriolen: zjwadrieoeële (Gulpen), zwamen: zjwame (Gulpen), zwensen: zjwense (Gulpen) Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] || pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)] || slaan, Met een tak of zweep ~ (gipsen). [N 84 (1981)] III-1-2
een pak slaag krijgen ze gezwamd krijgen: ze gezjwamd kriege (Gulpen), zwens krijgen: zjwens kriege (Gulpen) Pak slaag (tek, travans, streep, smeer, batter, roefel, kiffel, pek). [N 84 (1981)] III-1-2
een riek mest gaffel (mest): gafǝl (Gulpen) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een rozenhoedje bidden zich de rozenkrans beden: zich de roeëkrans bèè (Gulpen) Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
een ruit plaatsen (de/een) ruit inzetten: ęŋ rūt˱ ezetǝ (Gulpen), ruiten zetten: rūtǝ zetǝ (Gulpen) Een ruit in de sponning plaatsen en met behulp van kleine spijkertjes, glaspennen en stopverf vastzetten. [N 67, 90c; monogr.] II-9
een sloot uitdiepen mooien: (Gulpen) Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.] I-8
een spel kaarten spel: e spel kaarte (Gulpen) Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)] III-3-2
een tol op de hand laten draaien tollen: tolle (Gulpen) Een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen]. [N 88 (1982)] III-3-2