e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gele kwikstaart akkermannetje: akkermänneke (Gulpen), geelborst: gälbors (Gulpen) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1
gele lupine lupinen: ly`pinǝ (Gulpen) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gelezen mis stille mis: sjtèl mès (Gulpen) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gelijken (op) gelijken: gelieke (Gulpen), geliekt (Gulpen), herinneren: herinnere (Gulpen), hetzelfde toeschijnen: sjienkt hetzelfde t u ent (Gulpen), lijken: lieke (Gulpen, ... ), trekken: trekken (Gulpen) aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] III-4-4
gelofte gelofte: n gelofte (Gulpen) Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloof geloof: geloaf (Gulpen), t geloaf (Gulpen) geloof [SGV (1914)] || Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloofd zij jezus christus geloofd zij jezus christus: geloofd zij jezus christus... (Gulpen) De Christelijke groet, uitgesproken op niet-liturgiosche bijeenkomsten ["Geloofd zij Jezus Christus...in alle eeuwigheid. Amen"]. [N 96B (1989)] III-3-3
gelooven geloven: gleuven (Gulpen) gelooven [SGV (1914)] III-3-3
geloven geloven: zoals de schwa  geläöve (Gulpen) Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] III-3-3
geluid van naderend onweer roebelen: roebele (Gulpen), rommelen: rommele (Gulpen), rommelen (Gulpen, ... ) een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)] III-4-4