e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knikkeren huiven: huuve (Gulpen) Over het knikkerspel: het knikkeren. [N R (1968)] III-3-2
knikkerkuiltje kuiltje: kuulke (Gulpen, ... ), kùùlke (Gulpen), külke (Gulpen) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] || Het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkers laten stuiteren stuiken: stoeke (Gulpen) Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knikkertermen knullen: (met dikke knikkers).  knülle (Gulpen), langbaan schieten: lankbaan scheete (Gulpen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knipbrood vaardig brood: vē̜dǝx broat (Gulpen) Brood waarin met behulp van schaar of mes een gleuf is aangebracht. Voor de overige broodsoorten en producten van het bakken zij verwezen naar het deel "Algemene Woordenschat". [N 29, 44b; N 29, 44a; N 29, 43] II-1
knipogen een knikoog geven: a knikauw geëve (Gulpen), knikogen: knikauwe (Gulpen), oogjes knikken: uujskes knikke (Gulpen) knipogen [SGV (1914)] || Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knippen, snijden snijden: šni-jǝ (Gulpen) Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW] II-7
knobbelzwaan knobbelzwaan: knoebelsjwaan (Gulpen) zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)] III-4-1
knoeien slabberen: sjlabbere (Gulpen) morsen [SGV (1914)] III-2-3
knoeien, morsen, bevuilen slabberen: sjlabbere (Gulpen) morsen [SGV (1914)] III-4-4