e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruiden, specerijen gekruiden: gekrude (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  gekrude (Gulpen), soepgroente: WLD  soepgreunte (Gulpen, ... ) De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] III-2-3
kruidenier kruidenier: kruideneer (Gulpen) een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)] III-3-1
kruidenjenever boerenjongens: boerejonges (Gulpen), els: els(?) (Gulpen) jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] || kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)] III-2-3
kruidnagel groffelsnagel: groffelsnagel (Gulpen) kruidnagel [SGV (1914)] III-2-3
kruidwijding onze-lieve-vrouw-kruidwis: O.L. Kroetwisj (Gulpen) O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)] III-3-3
kruidwis kruidwis: enne kroetwisj (Gulpen), kroedwösj (Gulpen), kroetwusch (Gulpen), kroetwösj (Gulpen) De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || De bundel bloemen en takken die als amulet in het bovenlicht van de deur wordt gehangen op St. Jan (24 juni) en die daar blijft hangen tot hij vergaan is [St. Jansros]. [N 88 (1982)] || Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2, III-3-3
kruidwis wijden kruidwiswijding: kroedwösjwieïng (Gulpen) De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruien schurgen: šø̜rǝgǝ (Gulpen) Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.] I-13
kruik kruik: krōēk (Gulpen) kruik [SGV (1914)] III-2-1
kruim greumel: grŏmmel (Gulpen) kruim [SGV (1914)] III-2-3