e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metselaar maçon: masoŋ (Gulpen  [(vero)]  ), metselaar: mętsǝlęr (Gulpen), mɛtsǝlē̜r (Gulpen) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metselen: mętsǝlǝ (Gulpen), mɛtsǝlǝ (Gulpen) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metselkoord metselkoord: mɛtsǝlkǫat (Gulpen) Het koord dat men spant om daarlangs te metselen. Aan beide uiteinden kunnen twee priemen bevestigd zijn waarmee het koord in de voegen van het metselwerk wordt vastgezet. Zie ook het lemma 'priemen'. Het woordtype snoergerust (Q 121) was een benaming voor het metselkoord met toebehoren. Zie ook afb. 4. [N 30, 14a; monogr.] II-9
metselzand brunssummer zand: brønsǝmǝr zant (Gulpen) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
metworst belster: fijner gemalen en gekruid met peper en kruitnagelen  belster (Gulpen), braadworst: brŏtwoesch (Gulpen), droogworst: druegwaoësj (Gulpen), drugwauésch (Gulpen), gehakt: gehak (Gulpen) metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] III-2-3
mevrouw madam (<fr.): madam (Gulpen, ... ), mevrouw: mevrouw (Gulpen, ... ) hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] III-3-1
miauwen miauwen: miauwe (Gulpen), miauwen (Gulpen), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  miauwe (Gulpen) Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] III-2-1
middag (s middags) middag: midich (Gulpen) middag [RND] III-4-4
middagdutje middagslaapje: middagsschleupke (Gulpen, ... ), middigsslöpke (Gulpen), noenrust: noonrus (Gulpen) middagdutje [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)] III-1-2
middagdutje doen middagslaapje doen: ēē middigsslöpke doawe (Gulpen), noenrust nemen: noonrus neëme (Gulpen) middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] III-1-2