29920 |
metselaar |
maçon:
masoŋ (Q203p Gulpen
[(vero)]
),
metselaar:
mętsǝlęr (Q203p Gulpen),
mɛtsǝlē̜r (Q203p Gulpen)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metselen:
mętsǝlǝ (Q203p Gulpen),
mɛtsǝlǝ (Q203p Gulpen)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
29942 |
metselkoord |
metselkoord:
mɛtsǝlkǫat (Q203p Gulpen)
|
Het koord dat men spant om daarlangs te metselen. Aan beide uiteinden kunnen twee priemen bevestigd zijn waarmee het koord in de voegen van het metselwerk wordt vastgezet. Zie ook het lemma 'priemen'. Het woordtype snoergerust (Q 121) was een benaming voor het metselkoord met toebehoren. Zie ook afb. 4. [N 30, 14a; monogr.]
II-9
|
29996 |
metselzand |
brunssummer zand:
brønsǝmǝr zant (Q203p Gulpen)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
belster:
fijner gemalen en gekruid met peper en kruitnagelen
belster (Q203p Gulpen),
braadworst:
brŏtwoesch (Q203p Gulpen),
droogworst:
druegwaoësj (Q203p Gulpen),
drugwauésch (Q203p Gulpen),
gehakt:
gehak (Q203p Gulpen)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
madam (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
mevrouw:
mevrouw (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
miauwe (Q203p Gulpen),
miauwen (Q203p Gulpen),
Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones
miauwe (Q203p Gulpen)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
midich (Q203p Gulpen)
|
middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
middagslaapje:
middagsschleupke (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
middigsslöpke (Q203p Gulpen),
noenrust:
noonrus (Q203p Gulpen)
|
middagdutje [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
middagslaapje doen:
ēē middigsslöpke doawe (Q203p Gulpen),
noenrust nemen:
noonrus neëme (Q203p Gulpen)
|
middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|