20539 |
onhandig snijden |
stultes:
wie ène schtultes (Q203p Gulpen)
|
Hoe noemt U: Op een onhandige manier in het vlees snijden (prossen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33291 |
onkruid, algemeen |
onkruid:
onkrūt (Q203p Gulpen)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
32778 |
onkruideg, stoppeleg |
breek[eg]:
brē̜ǝk[eg] (Q203p Gulpen)
|
De onkruideg is een eg waarmee men onkruid en wortels van met name kweekgras uit de akker opegde. Met deze eg bewerkte men ook ondiep geploegd stoppelland. Ze werd verder nog gebruikt om het land vlak te trekken en om een akker die geploegd moest worden, voor te bewerken. Men maakte vooral bij deze eg gebruik van de egketting. Door deze verder naar achteren op de eg vast te maken, kon men de tanden van de eg dieper door de grond laten gaan. De onkruideg was vroeger vaak een drie- of vierhoekige houten eg met schuin naar voren gerichte tanden. Wat de vorm betreft, leek ze op de zaadeg, maar ze had minder en tevens langere tanden, die dieper door de grond gingen en waaraan het onkruid minder bleef vastzitten. Als men maar één eg had of gezien de grondsoort ter plaatse dezelfde eg voor meerdere doeleinden kon gebruiken, spande men de eg "scherp" aan, wanneer bij de bestrijding van onkruid e.d. diep geëgd moest worden. Egbenamingen naar de stand van de tanden hoeven dus niet een andere eg te betreffen dan die welke men - maar dan "bot" aangespannen - bij het ineggen van zaad gebruikte. Bijzonderheden omtrent de vorm (‚àÜ, vierkant, –î), het materiaal en het aantal tanden van de onkruideg zijn, voorzover die werden opgegeven, achter de betrokken plaatsnummers vermeld. Aan het einde van het lemma staan enige termen die duiden op de vorm van de onkruideg of het materiaal waaruit deze vervaardigd was, en andere die een moderner egtype betreffen, dat men later is gaan gebruiken voor de bestrijding van onkruid e.d. Voor dialectvarianten in de (...)-vorm zij verwezen naar de betrokken lemmata in de omgeving. Wat met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 70 + 72; N 11A, 160 + 169g; N J, 10 add.; N P, 15 + 16 add.; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
20452 |
onkuis |
onkuis:
onkuisj (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
onnut:
onnut (Q203p Gulpen),
onzuiver:
onzuver (Q203p Gulpen)
|
onkuis, onzuiver, ontuchtig [N 96D (1989)] || onkuis; tot wellust neigend, onzedig [onkuis, wulps, ontuchtig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23974 |
onkuisaard |
nutte beest:
nutte bieës (Q203p Gulpen),
nutterd:
nutterd (Q203p Gulpen),
smeerlap:
sjmierlap (Q203p Gulpen),
viezerik:
viezerik (Q203p Gulpen)
|
Onkuisaard, viezerik op sexueel gebied [smeerlap, vieze beest, vieze fannie]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23973 |
onkuisheid |
beesterij:
bieësterie (Q203p Gulpen),
onkuisheid:
onkuisjhèèd (Q203p Gulpen),
onnuttigheid:
onnuttighèèd (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
onzuiverheid:
onzuverhèèd (Q203p Gulpen),
zwijnerij:
zjweinerie (Q203p Gulpen)
|
Onkuisheid, onzuiverheid, ontuchtigheid [beesterij, zwijnerij]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19267 |
onnozel persoon |
grote stommerik:
groeëte sjtommerik (Q203p Gulpen),
hals:
hals (Q203p Gulpen),
onnozele:
ene onnuzele (Q203p Gulpen),
onnozele hals:
onnuëzele haos (Q203p Gulpen),
siem:
sieme (Q203p Gulpen),
stommerik:
stommerik (Q203p Gulpen),
sufferd:
sufferd (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
sul:
sul (Q203p Gulpen),
uilskuiken:
uulskuke (Q203p Gulpen),
ülsküke (Q203p Gulpen),
zebedeus:
erreme zebedeus (Q203p Gulpen),
zebedeus (Q203p Gulpen)
|
een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || iemand die ontzettend dom is [nienop] [N 85 (1981)] || uilskuiken [SGV (1914)] || zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)] || zonder kennis van de wereld, gemakkelijk te bedriegen [onnozel, dwalm] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderendag:
onnuujezele kingerdaag (Q203p Gulpen),
Onnuëzele kingerdaag (Q203p Gulpen)
|
28 december, herinneringsdag van de kindermoord in Bethlehem, Onnozele Kinderen [Onnüezele Kinger, Allerkinderdag, der Kinderdag]. [N 96C (1989)] || Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
22849 |
onpaar |
onpaar:
onpaar (Q203p Gulpen)
|
onpaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
groen:
greun (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones eu = lang
greun (Q203p Gulpen),
WLD
greun (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
onrijp:
onriep fröt ei ête (Q203p Gulpen)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|