e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schilderskiel schilderskiel: šeldǝrskēl (Gulpen), werkkieltje: węrǝkkelkǝ (Gulpen) Lange, witte kiel die vroeger tijdens de schilderwerkzaamheden door de schilder werd gedragen. [N 67, 100a; monogr.] II-9
schildersknecht knecht: knɛx (Gulpen), meesterknecht: mē̜stǝrknɛx (Gulpen) [N 67, 99b; monogr.] II-9
schilderswerkplaats werkhuis: węrǝkǝs (Gulpen) De ruimte waar de huisschilder de verf bereidt, zijn voorraden bewaart en in voorkomende gevallen ook verplaatsbare voorwerpen schildert. De werkplaats van een rijtuigschilder is beter ingericht en uitgebreider. Behalve een bergplaats voor materialen en een werkplaats voor verschillende doeleinden is hier een aparte verniskamer. (Zwiers II, pag. 326). [N 67, 99f] II-9
schilfer schilfer: schilver (Gulpen, ... ) een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)] III-4-4
schilfermes blancheermes: blanšę̄rmɛts (Gulpen) Mes in houten handgreep waarmee men het leer afschilfert. Zie afb. 70. [N 36, 41] II-10
schimmel schimmel: šø̜mǝl (Gulpen) Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31] I-9
schimmel (plantje) schimmel: sjömmel (Gulpen) schimmel (plant) [SGV (1914)] III-4-3
schimpen schampen: sjampe (Gulpen) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] III-3-1
schip schip: sjip (Gulpen), šip (Gulpen) schip [RND], [SGV (1914)] III-3-1
schipper schipper: šipər (Gulpen) schipper [RND] III-3-1