e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slecht karakter slecht karakter: sjlech karakter (Gulpen), slecht van aard: sjlech van aad (Gulpen) slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] III-1-4
slecht mens, slechte kerel schobbejak: sjoebejak (Gulpen), schoft: schoef (Gulpen), strop: sjtröp (Gulpen) galgenaas [SGV (1914)] || iemand met een slecht karakter [schoef, schobbert, ontmens, galgenaas, slechterik, schoefel] [N 85 (1981)] III-1-4
slecht schilderen knoddelen: knǫdǝlǝ (Gulpen) Zie ook het lemma 'Kladschilder'. [N 67, 65] II-9
slecht weer, hondenweer hondsweer: (niet omgespeld).  hondswaer (Gulpen), schouw (weer): sjoe waer (Gulpen), sjŏĕw weer (Gulpen), schrouw (weer): sjrao weer (Gulpen), slecht (weer): sjleech waer (Gulpen) ruw en regenachtig, gezegd van het weer [lobbig, schouw] [N 81 (1980)] || slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] || slecht, gezegd van het weer [skeut, vut] [N 81 (1980)] III-4-4
slechte speler kruk: kruk (Gulpen) Een slechte speler [kruk]. [N 88 (1982)] III-3-2
slechtgehumeurd (zijn) chagrijnetig: sjagriengetig (Gulpen), chagrijnig: chagrijnig (Gulpen), een grijnijzer zijn: èè grieiezer zieë (Gulpen), knoterig: knotterig (Gulpen, ... ), kruttelig: krutteltich (Gulpen), krutteltig: krutteltich (Gulpen, ... ), lastig: lestig (Gulpen, ... ), oncontent: ŏncontent (Gulpen), ontevreden: ontevrae (Gulpen) gemelijk [SGV (1914)] || knorrig of boos zonder dat daar een geldige reden voor is [kummelijk, grimmig, gemelijk, gaperig] [N 85 (1981)] || slecht gehumeurd, een slecht humeur hebbend [druilig, miezig, dof, paf, chagrijnig] [N 85 (1981)] || uit zijn humeur, brommig, knorrig [miezerig] [N 85 (1981)] || uit zijn humeur, knorrig [gallig, gichtig, drollig, knorrig] [N 85 (1981)] III-1-4
slechtvalk slechtvalk: sjlechvallik (Gulpen) valk: slechtvalk (40 grote uitgave van boomvalk [083]; alleen op trek en s winters; vangt grote vogels hoog in de lucht; zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
slee slee: schlei (Gulpen), sjlei (Gulpen) Een voertuig op twee evenwijdige metalen of met metaal beslagen ribben dat glijdend wordt voortbewogen over ijs of sneeuw [slee, slet, nar]. [N 88 (1982)] || slede [SGV (1914)] III-3-2
sleedoorn sleekriekel: sjlekrekel (Gulpen), sleekriekenstruik: Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones ie = lang / oe = lang  sjleekrieëkesjtroek (Gulpen) De doornachtige heester met langwerpige bladeren en harde blauwe wrange vruchten (sleedoorn, sleepruin, sleien, trekkebek, bels, slendoorn, slien, biels). [N 82 (1981)] III-4-3
sleepboot sleepboot: sleeipboot (Gulpen), sleepboot (Gulpen) een kleine, zeer sterke stoom- of motorboot die andere vaartuigen op sleeptouw neemt [sleepboot, sleper, toogboot] [N 90 (1982)] III-3-1