e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speeksel uitspuwen spijen: sjpuje (Gulpen), spuwen: ṣpywə (Gulpen) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)] III-1-1
speelkaart kaart: en kaaht (Gulpen) kaart [GTRP (1980-1995)] III-3-2
speelplaats koer (<fr.): cour (Gulpen), speelplaats: speelplaats (Gulpen), spielplaats (Gulpen) de plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven [cour, speelplaats] [N 90 (1982)] III-3-1
speels speels: sjpels (Gulpen) geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)] III-1-4
speels, dartel speels: sjpèls (Gulpen) speelsch (dartel) [SGV (1914)] III-1-4
speen lots: loetsj (Gulpen) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)] III-2-2
speen van de koe deem: dē̜m (Gulpen) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: sjpek (Gulpen) spek [garstig~] [SGV (1914)] III-2-3
spekhaak vleeshaak: vlɛšhoɛk (Gulpen) De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.] II-1
spel (alg.) spel: e sjpilh (Gulpen), sjpil (Gulpen) spel [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] III-3-2