e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefkinderen stiefkinder: sjteefkinger (Gulpen) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: sjteefmodder (Gulpen) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefouders stiefouders: sjteefowwersj (Gulpen) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stiefvader: sjteefvadder (Gulpen) stiefvader [DC 05 (1937)] III-2-2
stiekem achterrugs: achterruks (Gulpen), geniepig: geniepig (Gulpen), heimelijk: heimelijk (Gulpen, ... ), stiekem: sjtiekem (Gulpen, ... ), sjtiekkem (Gulpen), sjtikem (Gulpen), stiekem (Gulpen), stiekum (Gulpen) achterbaks [SGV (1914)] || boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || geniepig [SGV (1914)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] III-1-4
stiekem uit de ampullen drinken stiekem de wijn uit de ampullen (<lat.) drinken: sjtiekem dr wien oet de ampulle drinke (Gulpen) Stiekem uit de ampullen drinken [pölle köäre?]. [N 96B (1989)] III-3-3
stier stier: stēr (Gulpen), štēr (Gulpen) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfkop stijfkop: enge sjtiefkop (Gulpen), warskop: werskop (Gulpen) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfkoppig stijfkoppig: sjtiefkuppig (Gulpen), wars: wers (Gulpen) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stikken stikken: schtikke (Gulpen), sjtikke (Gulpen), štekǝ (Gulpen) Naaien met de stiksteek. Zie ook het lemma ɛstiksteekɛ.' [N 62, 9; L 31, 46; Gi 1.IV, 16; MW] || Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] II-7, III-1-2