e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
taai-taai witte printen: witte printe (Gulpen) taai-taai [N 29 (1967)] III-2-3
taai-taaideeg peperkoeksdeeg: pē̜pǝrkōksdęx (Gulpen) Voor het bereiden van taai-taaideeg wordt eerst de honing gekookt en kokend onder Zeeuwse tarwebloem gewerkt met de machine, aldus de informant van L 291. In plaats van Zeeuwse tarwebloem kan ook een ander soort meel of bloem gebruikt worden. Dat mengsel van honing en meel laat men een dag rusten om het te doen zuren. Vervolgens voegt men er anijsolie, wat melk en potas bij, aldus de informant van L 321. De vaste massa laat men minstens drie weken rusten. Dan wordt weer honing bijgevoegd en begint men met het breken, dat is het deeg tussen twee plan-ken persen, telkens weer, totdat het taai en mals is. Het deeg wordt uitgerold en in vormen gelegd. Kleine klontjes suiker worden er soms ingedrukt ter versiering. Een aantal woordtypen duidt op "peperkoekdeeg". Uit het feit dat een paar respondenten wel verschillende benamingen geeft voor "peperkoek" en "taai-taai" maar slechts één benaming voor het deeg van beide producten nl. "peperkoekdeeg" zou kunnen blijken dat voor beide producten dezelfde soort deeg wordt gebruikt. Een informant uit Q 95 vermeldt dat ze daar geen taai-taai hebben, terwijl een andere informant uit Q 95 wel een benaming geeft voor de taai-taai. De informant uit L 432 zegt dat men vroeger ''pèperkook'' zei tegen taai-taai. De "peperkoekdeeg"-opgaven binnen dit lemma blijken dus soms gefundeerd soms niet. Desalniettemin worden ze binnen dit lemma opgegeven en met verplaatst naar het lemma ''peperkoekdeeg''.' [N 29, 87; N 29, 87a] II-1
taai-taaikruiden anijszaad: anīszowt (Gulpen) De kruiden die in taai-taaideeg worden verwerkt. In N 29, 87b werd gevraagd naar de "grondstoffen van taai-taaideeg". Uit de antwoorden zijn twee lemmata gedistilleerd t.w. ''taai-taaikruiden'' en ''zoetstof voor taai-taai''. De woordtypen "potas", "koolzuur "ammoniak", "water", "melk", "maagzout" zijn verder in het lemma niet fonetisch gedocumenteerd. Vergelijk het lemma ''peperkoekkruiden''. [N 29, 87b] II-1
taai-taaiplank peperkoeksvorm: pēpǝrkōksvǫrm (Gulpen) Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.] II-1
taal taal: taal (Gulpen, ... ), tong: tong (Gulpen) taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)] III-3-1
taart taart: toeërt (Gulpen) taart [SGV (1914)] III-2-3
tabak toebak: toebak (Gulpen) tabak [SGV (1914)] III-2-3
tabakspruim pruim: proem (Gulpen), pruimtoebak: proemtoebak (Gulpen), sjiek: chique (Gulpen), sjiek (Gulpen), sjik (Gulpen), sjiekje: sjikske (Gulpen) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] || pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] III-2-3
tabakssap reutel: ruttel (Gulpen), smerig: schmĕerig (Gulpen), zever: zèever (Gulpen) Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)] III-2-3
tabernakel tabernakel (<lat.): t tabernakel (Gulpen) Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3