e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderslag kraak: enne kraak (Gulpen) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk donderlucht: donderloch (Gulpen) lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
donderx donder: dŏnder (Gulpen) donder [SGV (1914)] III-4-4
donker worden, duisteren duisteren: duustere (Gulpen) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
donker, duisterx domp: dômp (Gulpen), donker: donker (Gulpen), duister: duuster (Gulpen, ... ) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
donkere metten droevige metten: druvvige mette (Gulpen) De donkere Metten op wo./do./vr. in de Goede Week [duustere Mette]. [N 96C (1989)] III-3-3
dons, nestveren duivelshaar: duvelshaor (Gulpen, ... ), duvelshaore (Gulpen) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1
dood (bn.) dood: doeed (Gulpen), doewed (Gulpen), doeëd (Gulpen), doeët (Gulpen), doeəd (Gulpen), doëd (Gulpen), dôêt (Gulpen, ... ) dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2
dood (zn.) dood: doeëd (Gulpen), end: ing (Gulpen) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] III-2-2
doodlopende weg weg die zich dood loopt: ene weèg de zich dood lupt (Gulpen) een doodlopende weg (cul-de-sac, keerweg) [N 90 (1982)] III-3-1