e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbele pik bikkel: bekǝl (Gulpen) Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.] II-9
duif (alg.) duif: doef (Gulpen), en doef (Gulpen) duif [GTRP (1980-1995)] || Duif [SGV (1914)] III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Gulpen) Duif [SGV (1914)] III-4-1
duiker duiker: duker (Gulpen) de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)] III-3-1
duim, maat van 2,5 cm duim: doem (Gulpen, ... ) de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)] III-4-4
duin heuvel: hŭŭvel (Gulpen), zandheuvel: zandhäoével (Gulpen) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4
duits duits: Dütsj (Gulpen) Duitsch [SGV (1914)] III-3-1
duitse mis duitse mis: de duutsje mès (Gulpen) Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)] III-3-3
duivel duivel: dr duvel (Gulpen) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivenhok duifhuis: dufǝs (Gulpen), duivenslag: doevesjlaag (Gulpen), duvǝšlāx (Gulpen) (duiven)til [SGV (1914)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2