23898 |
engelbewaarder |
engelbewaarder:
ingelbewaarder (Q203p Gulpen)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24062 |
engelenmis |
engelenmis:
n ingelemes (Q203p Gulpen)
|
Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20333 |
enig kind |
einzig kind:
insig kink (Q203p Gulpen),
enigst kind:
innigs kink (Q203p Gulpen)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
inkel (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
ìnkəl (Q203p Gulpen)
|
enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
30774 |
enkeldik, dubbeldik vensterglas |
dobbel glas:
dǫbǝl glās (Q203p Gulpen),
enkel glas:
eŋkǝl glās (Q203p Gulpen)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor de dikten van de verschillende soorten vensterglas bijeen geplaatst. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Vensterglas'. [N 67, 89c]
II-9
|
33605 |
enten |
greffelen:
grɛfələ (Q203p Gulpen),
griffelen:
griffelə (Q203p Gulpen)
|
[RND 08] [SGV (1914)]
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
amvelop (Q203p Gulpen),
envelop (Q203p Gulpen)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17985 |
epidemie |
epidemie:
epedemie (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
t epistel (Q203p Gulpen)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
spannen:
sjpanne (Q203p Gulpen),
spanne (Q203p Gulpen)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|