21495 |
griffel |
griffel:
griffel (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18880 |
grijnzen |
gremelen:
griemele (Q203p Gulpen),
grijnen:
grienge (Q203p Gulpen),
grimmen:
griemen (Q203p Gulpen)
|
grijnzen [SGV (1914)] || spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24451 |
grijpen door roofdieren |
pakken:
pakke (Q203p Gulpen),
snappen:
schnappe (Q203p Gulpen),
Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones
sjnappe (Q203p Gulpen)
|
Hoe noemt u het vastgrijpen van ratten, muizen, etc. door roofdieren (klampen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18888 |
gril |
kuur:
kuur (Q203p Gulpen)
|
een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18884 |
grinniken |
gremelen:
griemele (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24732 |
groei, wasdom |
groei:
WLD
Grui (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
wasdom:
wasdom (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
wasdom (Q203p Gulpen)
|
Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17541 |
groeien |
groter worden:
groeëter wedde (Q203p Gulpen),
groeəter wedde (Q203p Gulpen),
grôêter wedde (Q203p Gulpen),
wassen:
waassen (Q203p Gulpen),
wasse (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
wasǝ (Q203p Gulpen),
wāsǝ (Q203p Gulpen)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)]
I-4, III-1-1
|
24715 |
groeien, wassen |
wassen:
wasse (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones was-wistst wist-wasse etc.
wasse (Q203p Gulpen),
WLD
wasse (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24594 |
groene berkentak |
berkentak:
berketak (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
berreketak (Q203p Gulpen)
|
Een groene berketak (berkemei). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24163 |
groene specht |
groene specht:
greune spech (Q203p Gulpen)
|
specht, groene ~ (32 groen met gele stuit; komt vaak op de grond; roep lachend [kju-kju] [N 09 (1961)]
III-4-1
|