e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
griffel griffel: griffel (Gulpen, ... ) een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)] III-3-1
grijnzen gremelen: griemele (Gulpen), grijnen: grienge (Gulpen), grimmen: griemen (Gulpen) grijnzen [SGV (1914)] || spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)] III-1-4
grijpen door roofdieren pakken: pakke (Gulpen), snappen: schnappe (Gulpen), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  sjnappe (Gulpen) Hoe noemt u het vastgrijpen van ratten, muizen, etc. door roofdieren (klampen) [N 83 (1981)] III-4-2
gril kuur: kuur (Gulpen) een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)] III-1-4
grinniken gremelen: griemele (Gulpen, ... ) lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)] III-1-4
groei, wasdom groei: WLD  Grui (Gulpen, ... ), wasdom: wasdom (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  wasdom (Gulpen) Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)] III-4-3
groeien groter worden: groeëter wedde (Gulpen), groeəter wedde (Gulpen), grôêter wedde (Gulpen), wassen: waassen (Gulpen), wasse (Gulpen, ... ), wasǝ (Gulpen), wāsǝ (Gulpen) De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] I-4, III-1-1
groeien, wassen wassen: wasse (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones was-wistst wist-wasse etc.  wasse (Gulpen), WLD  wasse (Gulpen, ... ) Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)] III-4-3
groene berkentak berkentak: berketak (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  berreketak (Gulpen) Een groene berketak (berkemei). [N 82 (1981)] III-4-3
groene specht groene specht: greune spech (Gulpen) specht, groene ~ (32 groen met gele stuit; komt vaak op de grond; roep lachend [kju-kju] [N 09 (1961)] III-4-1