33726 |
hek aan de ingang van een wei |
barrier:
barēr (Q203p Gulpen),
brēr (Q203p Gulpen),
bǝrēr (Q203p Gulpen),
gaard:
gār (Q203p Gulpen)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
19461 |
hek, hekwerk |
hek:
hek (Q203p Gulpen),
hĕk (Q203p Gulpen),
staketsel:
niet goed te lezen
sjtaketsel (Q203p Gulpen)
|
Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)] || hek [SGV (1914)]
III-2-1
|
23906 |
hel |
hel:
de hèl (Q203p Gulpen)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18998 |
helpen |
helpen:
hèlpe (Q203p Gulpen)
|
helpen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
19915 |
hemel |
hemel:
hi.əməl (Q203p Gulpen),
hieëmel (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND], [SGV (1914)]
III-3-3
|
23241 |
hemelvaartsdag |
christi hemelvaart:
Kriste hieëmelvaat (Q203p Gulpen)
|
Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
kloek:
kluk (Q203p Gulpen)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19511 |
hengsel |
hengsel:
hĭngsel (Q203p Gulpen)
|
hengsel [SGV (1914)]
III-2-1
|
30886 |
hennepgaren |
kempgaren:
kęmpgārǝ (Q203p Gulpen)
|
Het grove hennepgaren waar men pekdraad van draait. [N 60, 196a; N 60, 238b; N 36, 44]
II-10
|
33282 |
hennepzaad |
kempzaad:
kęmpzǭt (Q203p Gulpen)
|
Het oliehoudend zaad van de hennepplant, vooral gebruikt als vogelvoer. [monogr.; add. uit Wi 52; S 13]
I-5
|