22774 |
hinkelen |
hinken:
hinke (Q203p Gulpen)
|
hinkelspel [VC 10]
III-3-2
|
17955 |
hinken |
hinkelen:
hinkele (Q203p Gulpen),
hinken:
hinke (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
hinken, op een been springen [SGV (1914)] || Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
ho.t (Q203p Gulpen),
hood (Q203p Gulpen)
|
hoed [RND], [SGV (1914)]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
hujǝ (Q203p Gulpen),
hø̄jǝ (Q203p Gulpen),
hø̜̄ (Q203p Gulpen)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
33804 |
hoef |
hoef:
huf (Q203p Gulpen),
hōf (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
[S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14]
I-11, I-9
|
31592 |
hoefstal, noodstal |
noodstal:
nū.tštal (Q203p Gulpen),
nǫtštal (Q203p Gulpen)
|
Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
II-11
|
25008 |
hoek (tussen twee lijnen) |
hoek:
hoek (Q203p Gulpen),
hook (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
winkel:
winkel (Q203p Gulpen)
|
de ruimte tussen twee rechte lijnen of twee vlakken die elkaar ontmoeten [oord, hoek, winkel] [N 91 (1982)] || hoek [SGV (1914)]
III-4-4
|
33646 |
hoek van een stuk land |
hoek:
hōk (Q203p Gulpen),
spits:
špets (Q203p Gulpen)
|
Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.]
I-8
|
22871 |
hoekschop |
corner (eng.):
körner (Q203p Gulpen),
Karte 168.
kørnər (Q203p Gulpen)
|
Eckball. || Hoekschop. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17763 |
hoektand |
oogtand:
òuwtànt (Q203p Gulpen)
|
hoektand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|