20658 |
kruiden, specerijen |
gekruiden:
gekrude (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
gekrude (Q203p Gulpen),
soepgroente:
WLD
soepgreunte (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
21560 |
kruidenier |
kruidenier:
kruideneer (Q203p Gulpen)
|
een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20587 |
kruidenjenever |
boerenjongens:
boerejonges (Q203p Gulpen),
els:
els(?) (Q203p Gulpen)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] || kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20805 |
kruidnagel |
groffelsnagel:
groffelsnagel (Q203p Gulpen)
|
kruidnagel [SGV (1914)]
III-2-3
|
23336 |
kruidwijding |
onze-lieve-vrouw-kruidwis:
O.L. Kroetwisj (Q203p Gulpen)
|
O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)]
III-3-3
|
22580 |
kruidwis |
kruidwis:
enne kroetwisj (Q203p Gulpen),
kroedwösj (Q203p Gulpen),
kroetwusch (Q203p Gulpen),
kroetwösj (Q203p Gulpen)
|
De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || De bundel bloemen en takken die als amulet in het bovenlicht van de deur wordt gehangen op St. Jan (24 juni) en die daar blijft hangen tot hij vergaan is [St. Jansros]. [N 88 (1982)] || Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)] || kruidwis [N 06 (1960)]
III-3-2, III-3-3
|
22701 |
kruidwis wijden |
kruidwiswijding:
kroedwösjwieïng (Q203p Gulpen)
|
De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
26082 |
kruien |
schurgen:
šø̜rǝgǝ (Q203p Gulpen)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
19581 |
kruik |
kruik:
krōēk (Q203p Gulpen)
|
kruik [SGV (1914)]
III-2-1
|
20712 |
kruim |
greumel:
grŏmmel (Q203p Gulpen)
|
kruim [SGV (1914)]
III-2-3
|