23875 |
bedevaartganger |
bedewegganger:
bèèweëggaenger (Q203p Gulpen)
|
Een bedevaartganger, pelgrim. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23876 |
bedevaartplaats |
bedevaartsplaats:
bèèvaatsplaatsj (Q203p Gulpen)
|
Een bedevaartsplaats, bedevaartsplaats, genadeoord. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23878 |
bedevaartprentje |
gedachtenisprentje:
gedaechtenisprintsje (Q203p Gulpen)
|
Een prentje ter nagedachtenis aan een bedevaart. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23879 |
bedevaartvaantje |
vaantje:
e vaensje (Q203p Gulpen)
|
Een vaantje of vlagje dat tijdens een bedevaart gedragen en daarna als gedachtenis aan die bedevaart bewaard wordt, bedevaartsvaantje, -vlagje, pelgrimsvlagje. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24054 |
bediend worden |
bediend worden:
dit houdt alles in
bedind wedde (Q203p Gulpen)
|
Bediend worden, berecht worden, de laatste sacramenten ontvan-gen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bedeene (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen),
ieëmes bedène (Q203p Gulpen),
ieëms gaoë bedéne (Q203p Gulpen)
|
De communie brengen aan een zieke thuis, bijv. op de eerste vrijdag van de maand [inne ózzen Herrejot bringe, inne verzieë]. [N 96D (1989)] || de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] || Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-1, III-3-3
|
19213 |
bedorven (persoon) |
verwende poet:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
enge verwende poet (Q203p Gulpen)
|
met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18965 |
bedriegen |
bedonderen:
bedondere (Q203p Gulpen),
bedriegen:
bedreege (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
bedriete (Q203p Gulpen),
besodemieteren:
besodemietere (Q203p Gulpen),
in de nak houwen:
i d⁄r nak hauwe (Q203p Gulpen),
kloten:
kloeëte (Q203p Gulpen),
kullen:
kulle (Q203p Gulpen),
verneuken:
vernäöeke (Q203p Gulpen),
vernèuken (Q203p Gulpen)
|
bedriegen [SGV (1914)] || bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bedreger (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bedreufd (Q203p Gulpen),
bedrüft (Q203p Gulpen),
chagrijn:
sjagrieng hubbe (Q203p Gulpen),
leed:
lèed hubbe (Q203p Gulpen)
|
bedroefd [SGV (1914)] || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|