e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
behangtafel tapisseertafel: tapǝsērtǫfǝl (Gulpen) De tafel waarop het behangselpapier met behulp van de papborstel met plaksel wordt ingestreken. In Q 117a bestond de behangtafel uit twee bladen van 60x100 cm elk rustend op twee bokkepoten. In L 265 kon men de verschillende delen van de behangtafel dankzij scharniertjes dichtklappen. Uitgevouwen was de tafel 3 m lang. In Q 111 was de tafel samengesteld uit twee met behulp van een pianoscharnier aan elkaar bevestigde delen die uitklapbaar waren. De uitgeklapte tafel kon staan op de mee uitgeklapte staanders die op spanning kwamen door ze zover uit te trekken tot het ertussen zittende touw strak stond. [N 67, 97b; monogr.] II-9
beiaard klokkenspel: klokkespel (Gulpen) Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)] III-3-2
beieren beieren: de klokke beiere (Gulpen), luiden: de klokke loewe (Gulpen) Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)] III-3-3
beitsen beitsen: bęjtsǝ (Gulpen) Hout kleuren met behulp van beits. [N 67, 66h; monogr.] II-9
bek bek: Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  bek (Gulpen), muil: moel (Gulpen, ... ), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones oe = lang uitgesproken (?)  moel (Gulpen) Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] III-4-2
bekakte praat kak: kak (Gulpen, ... ) taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] III-3-1
bekakte praat /bekakt praten kak: kak (Gulpen, ... ) taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] III-1-4
bekendmaken afroepen: aafrope (Gulpen), uitgeven: oetgeiĕve (Gulpen) officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)] III-3-1
bekennen bekennen: bekennen (Gulpen), bekinne (Gulpen) uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)] III-1-4
bekeuren beboeten: beboeten (Gulpen), betoeten (Gulpen) iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)] III-3-1