23730 |
rozenkransmaand |
rozenkransmaand:
dr roeëzekransmond (Q203p Gulpen)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
rozieng (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones ie = lang
rozieng (Q203p Gulpen),
WLD
razing (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
rozijnenweg:
rozienge wêk (Q203p Gulpen)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
kern:
kę̄jn (Q203p Gulpen),
rug:
ruk (Q203p Gulpen),
rök (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
rùG (Q203p Gulpen)
|
Het gedeelte van de huid dat de rug bedekt. Zie afb. 1. [N 60, 3h; N 36, 6a] || rug [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
II-10, III-1-1
|
19404 |
rug van het lemmer |
rug:
ruk (Q203p Gulpen)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21936 |
ruien |
moeten:
lat. mutare
moete (Q203p Gulpen)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-4-1
|
32578 |
ruige mest |
frisse mest:
frešǝ mes (Q203p Gulpen)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
y, y: (Q203p Gulpen)
|
ruiken
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
tuisen:
toesche (Q203p Gulpen)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25115 |
ruisen (van de wind) |
ruisen:
roesche (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|