27140 |
slijpen |
slijpen:
šlīpǝ (Q203p Gulpen)
|
Hout met waterproof-schuurpapier bewerken. Zie ook het lemma 'Waterproof-schuurpapier'. [N 67, 70b]
II-9
|
25353 |
slijpsteen |
slijpsteen:
šlipštē (Q203p Gulpen)
|
Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.]
II-1
|
20502 |
slikken |
slikken:
schlikke (Q203p Gulpen),
schlikken (Q203p Gulpen),
sjlikke (Q203p Gulpen),
slokken:
slŏĕke (Q203p Gulpen)
|
slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19282 |
slim |
loos:
loes (Q203p Gulpen),
schlau (du.):
schlou (Q203p Gulpen),
spits:
sjpits (Q203p Gulpen),
uitgekiend:
oetgekiend zieë (Q203p Gulpen),
vlot van begrip:
flot và begrip (Q203p Gulpen)
|
een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18989 |
slimmerik |
schlauerik (< du.):
schlouerik (Q203p Gulpen),
uitgekiende, een -:
enge oetgekiende (Q203p Gulpen)
|
een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25072 |
slinken, minder worden |
aftakelen:
aftakelen (Q203p Gulpen),
slinken:
geslonken (Q203p Gulpen),
slinke (Q203p Gulpen),
slinken (Q203p Gulpen),
verminderen:
vermindert (Q203p Gulpen)
|
minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18969 |
slinkse streken |
fuiken:
fuuk (Q203p Gulpen),
list:
list (Q203p Gulpen)
|
oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18228 |
slip |
slip:
schlip (Q203p Gulpen),
sjlip (Q203p Gulpen)
|
afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18299 |
slobkous |
gamasche:
cammasj (Q203p Gulpen),
bij vuil werk wordt n leren beenbedekking (vanaf knie tot enkel) gebruikt
kammasjen (Q203p Gulpen)
|
Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] || slobkous [SGV (1914)]
III-1-3
|
17948 |
sloffen |
sloffen:
schloefe (Q203p Gulpen),
sjloeffe (Q203p Gulpen)
|
sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|