e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijpen slijpen: šlīpǝ (Gulpen) Hout met waterproof-schuurpapier bewerken. Zie ook het lemma 'Waterproof-schuurpapier'. [N 67, 70b] II-9
slijpsteen slijpsteen: šlipštē (Gulpen) Een steen waarmee men de messen en de krabber slijpt. Op de steen deponeert men van tevoren water, zand of olie. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.] II-1
slikken slikken: schlikke (Gulpen), schlikken (Gulpen), sjlikke (Gulpen), slokken: slŏĕke (Gulpen) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim loos: loes (Gulpen), schlau (du.): schlou (Gulpen), spits: sjpits (Gulpen), uitgekiend: oetgekiend zieë (Gulpen), vlot van begrip: flot và begrip (Gulpen) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slimmerik schlauerik (< du.): schlouerik (Gulpen), uitgekiende, een -: enge oetgekiende (Gulpen) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] III-1-4
slinken, minder worden aftakelen: aftakelen (Gulpen), slinken: geslonken (Gulpen), slinke (Gulpen), slinken (Gulpen), verminderen: vermindert (Gulpen) minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] || minder worden in massa en omvang [slonken, slinken, zakken, slappen] [N 91 (1982)] III-4-4
slinkse streken fuiken: fuuk (Gulpen), list: list (Gulpen) oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)] III-1-4
slip slip: schlip (Gulpen), sjlip (Gulpen) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] III-1-3
slobkous gamasche: cammasj (Gulpen), bij vuil werk wordt n leren beenbedekking (vanaf knie tot enkel) gebruikt  kammasjen (Gulpen) Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] || slobkous [SGV (1914)] III-1-3
sloffen sloffen: schloefe (Gulpen), sjloeffe (Gulpen) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] III-1-2