20501 |
slok |
slok:
schloek (Q203p Gulpen),
sjloek (Q203p Gulpen),
sloek (Q203p Gulpen),
slŏĕk (Q203p Gulpen)
|
teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17695 |
slokdarm |
slokdarm:
šlukdɛrm (Q203p Gulpen)
|
Spierachtige buis die de keel met de maag verbindt. [N 28, 78]
II-1
|
18977 |
slons (slodder?) |
slons:
sjlons (Q203p Gulpen),
sjlŏns (Q203p Gulpen),
slons (Q203p Gulpen)
|
een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] || slons [SGV (1914)]
III-1-4
|
19315 |
slordig |
nachlssig (du.):
naoleessig (Q203p Gulpen),
slordig:
slordig (Q203p Gulpen)
|
onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19894 |
slot |
slot:
šlot (Q203p Gulpen)
|
Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.]
II-9
|
17933 |
sluipen |
sluipen:
schlûpe (Q203p Gulpen),
sjlupe (Q203p Gulpen)
|
Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21174 |
sluis |
erk?:
erk (Q203p Gulpen),
sluis:
sloes (Q203p Gulpen),
sluus (Q203p Gulpen)
|
de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21176 |
sluismeester |
sluiswachter:
sloeswachter (Q203p Gulpen)
|
de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24943 |
sluiten (van grond) |
kagen:
der grond kaoégt (Q203p Gulpen)
|
hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25505 |
sluiting aan de ovendeur |
ovenhandvat:
oavǝhantvat (Q203p Gulpen)
|
Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b]
II-1
|