17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
sjpuje (Q203p Gulpen),
spuwen:
ṣpywə (Q203p Gulpen)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
en kaaht (Q203p Gulpen)
|
kaart [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
21480 |
speelplaats |
koer (<fr.):
cour (Q203p Gulpen),
speelplaats:
speelplaats (Q203p Gulpen),
spielplaats (Q203p Gulpen)
|
de plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven [cour, speelplaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19339 |
speels |
speels:
sjpels (Q203p Gulpen)
|
geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19340 |
speels, dartel |
speels:
sjpèls (Q203p Gulpen)
|
speelsch (dartel) [SGV (1914)]
III-1-4
|
20287 |
speen |
lots:
loetsj (Q203p Gulpen)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dē̜m (Q203p Gulpen)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
sjpek (Q203p Gulpen)
|
spek [garstig~] [SGV (1914)]
III-2-3
|
25457 |
spekhaak |
vleeshaak:
vlɛšhoɛk (Q203p Gulpen)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
e sjpilh (Q203p Gulpen),
sjpil (Q203p Gulpen)
|
spel [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)]
III-3-2
|