21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vleegmachieng (Q203p Gulpen),
vleegmaschien (Q203p Gulpen)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegveld:
vleegveld (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24499 |
vlier |
vlierboom:
-
vleerbom (Q203p Gulpen)
|
vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
19380 |
vliering |
hanenzolder:
hanezólder (Q203p Gulpen)
|
Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33598 |
vlies in een vrucht |
keets:
WLD
ketsch (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
vlim:
vlim (Q203p Gulpen),
Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones
vlim (Q203p Gulpen)
|
Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)]
I-7
|
24392 |
vlinder |
pepel:
piejepel (Q203p Gulpen),
piepel (Q203p Gulpen),
pieëpel (Q203p Gulpen),
pīəpəl (Q203p Gulpen),
pìeëpel (Q203p Gulpen)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vloeë (Q203p Gulpen)
|
vloo [SGV (1914)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vluuien:
vluuje (Q203p Gulpen)
|
vlooien [SGV (1914)]
III-4-2
|
24964 |
vloed, hoogtij |
hoogwater:
hoeég water (Q203p Gulpen),
hŏĕgwater (Q203p Gulpen)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25629 |
vloeistof voor het bereiden van beschuitdeeg |
melk:
melk (Q203p Gulpen)
|
Het beschuitmeel wordt vermengd met een vloeistof, bestaande uit water en/of melk, waaraan soms eieren worden toegevoegd. Indien voorradig wordt ook biestmelk gebruikt. [N 29, 57b]
II-1
|