| 23765 |
zon- en feestdagen |
zon- en feestdagen:
zon- en fesdaag (Q203p Gulpen)
|
Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
| 23933 |
zondag |
zondag:
dr zondig (Q203p Gulpen)
|
De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23534 |
zondagmissaal |
zondagsmissaal:
zondigsmissaal (Q203p Gulpen)
|
Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23935 |
zondagschender |
die houdt de zondag niet:
er is geen zelfst. naamw.
dèè hilt dr zondig neet (Q203p Gulpen)
|
Iemand die zich niet houdt aan de zondagsrust (zondagschender). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 23339 |
zonde |
zonde:
n zung (Q203p Gulpen),
zung (Q203p Gulpen)
|
Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] || zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 23340 |
zonden |
zonden:
zung (Q203p Gulpen)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 18890 |
zonder opzet |
niet expres:
neet expres (Q203p Gulpen)
|
zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 28991 |
zoom |
zoom:
zoam (Q203p Gulpen),
zoom (Q203p Gulpen)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
| 20189 |
zoon |
jong:
jong (Q203p Gulpen),
joong (Q203p Gulpen, ...
Q203p Gulpen),
zoon:
zŏn (Q203p Gulpen)
|
(zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
| 19233 |
zorgen voor |
zich bekommeren:
zich bekummere um (Q203p Gulpen)
|
toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|