e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwemmen zwemmen: schwömme (Gulpen), sjwumme (Gulpen), zj(w)ume (Gulpen), zjwəmə (Gulpen) zwemmen [GTRP (1980-1995)], [RND], [SGV (1914)] || Zwemmen. [DC 38 (1964)] III-3-2
zweren, etteren uittrekken: aetrekke (Gulpen), zweren: sjwêêre (Gulpen) etteren [SGV (1914)] || zweren (etteren) [SGV (1914)] III-1-2
zwerm zwerm: šwɛrm (Gulpen), žwɛrm (Gulpen) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels school: sjoel (Gulpen), vlucht: vluch (Gulpen), vlug (Gulpen), zwerm: schwerm (Gulpen) groep bijeenhorende vogels (vlucht, klamp, krooi) [N 83 (1981)] III-4-1
zwermen zwermen: šwɛrmǝ (Gulpen) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zweten zweten: sjwêête (Gulpen) zweten [SGV (1914)] III-1-2
zwijgen zwijgen: sjwĭĕge (Gulpen) zwijgen [SGV (1914)] III-3-1
zwoegen hel werken: hel wirke (Gulpen), morksen: morkse (Gulpen), wroetelen: wreutele (Gulpen), zich weren: sich weren (Gulpen), zich wèere (Gulpen), zwoegen: sjwooge (Gulpen) hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)] || zwoegen (hard werken) [SGV (1914)] III-1-4
zwoord zwaard: sjwaats (Gulpen), zjwaats (Gulpen) zwoerd (van spek) [N 07 (1961)] || zwoord (spek~) [SGV (1914)] III-2-3