24196 |
kraanvogel |
krienekraan:
krīnəkrəōn (P195p Gutshoven)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
21340 |
kramer |
kramer:
nə kri(jə)mər (P195p Gutshoven)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18223 |
kreukelen |
blazen:
da klɛ͂it blus (P195p Gutshoven)
|
Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
22351 |
krijgertje spelen |
kat spelen:
kat spejele (P195p Gutshoven)
|
Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21501 |
krijt |
krijt:
ə stək wit krɛ.jət (P195p Gutshoven)
|
Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
20806 |
kruimel |
greumel:
greuməl (P195p Gutshoven),
gruiməl (P195p Gutshoven)
|
kruimel brood [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
23203 |
kruisbeeld |
kruis:
ə krø͂ͅ(ə)s (P195p Gutshoven)
|
Kruisbeeld. [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
23313 |
kruisen, kruisdagen? |
kruisen:
krö:əzər (P195p Gutshoven)
|
kruisen [RND]
III-3-3
|
19632 |
kussensloop |
fluwijn:
fləwe͂ͅən (P195p Gutshoven, ...
P195p Gutshoven,
P195p Gutshoven)
|
de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
24201 |
kwartel |
kwakkel:
kwakkel (P195p Gutshoven)
|
kwartel [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|