e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

Gevonden: 4202

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(blijven) plakken (blijven) plekken: plèkkə (Guttecoven) lang in een café blijven zitten of lang bij iemand op bezoek blijven [plakken] [N 87 (1981)] III-3-1
(eieren) leggen (eieren) leggen: lègkə (Guttecoven) Hoe heet verder: eieren leggen? [N 93 (1983)] III-3-2
(geen) waarde (geen) waarde: wêrde (Guttecoven) waarde (dat heeft geen ~) [SGV (1914)] III-3-1
(het) lossen lossen: lòssə (Guttecoven) het lossen zelf? [N 93 (1983)] III-3-2
(ijzeren) kapsule busje: böskə (Guttecoven) Hoe heet die kapsule? [N 93 (1983)] III-3-2
(met) het hoofd stoten knotsen: knotsje (Guttecoven), stoten: zich a ziene kop sjoate (Guttecoven) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(met) stevige benen goed beenwerk: good beiwerk (Guttecoven), goed van poten: good va peut (Guttecoven) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] III-1-1
(zich) bukken (zich) bukken: bukke (Guttecoven) bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)] III-1-2
<naam> bonte, een ~: boenjtjə (Guttecoven), namensdag: naamesdaag (Guttecoven), namesdaag (Guttecoven), smalle, een ~: sjmaal (Guttecoven), tweenzestig-nul drie: ps. weet niet of dit als één of als twee aparte antwoorden beschouwd moet worden?!  62/03 (Guttecoven), {ja}: ja (Guttecoven, ... ) Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, geef hiervan dan een/enkele voorbeeld(en)? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)] || Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Kent U hiervoor benamingen die: afgeleid zijn van het ringnummer: ja of nee? [N 93 (1983)], [N 93 (1983)], [N 93 (1983)] || Feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken]. [N 88 (1982)] III-3-2
[falie] falie: faje (Guttecoven), voile (fr.): vaol (Guttecoven) falie [SGV (1914)] || sluierdoek, zwarte ~ die over hoofd en schouders wordt gedragen, gewoonlijk in de rouwtijd [vaol, voeël, falje, falie, slöjer, linao] [N 23 (1964)] III-1-3