e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoorn hoorn: hoorn (Guttecoven) Het blaasinstrument zonder ventielen, met een zachte toon [hoorn, waldhoorn]. [N 90 (1982)] III-3-2
hoorn van de koe hoorn: hø̜̄rǝ (Guttecoven) [N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.] I-11
horizon einder: einder (Guttecoven) horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)] III-4-4
horizontale sluitbalk van een poort hout: hǫu̯t (Guttecoven), schoude: šau̯ (Guttecoven) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge uur: oer (Guttecoven), ōēr (Guttecoven) horloge [SGV (1914)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)] III-1-3
horrelvoet hompelaar: hŏampelär (Guttecoven) hompelvoet [SGV (1914)] III-1-2
hotsen hobbelen: hoebelə (Guttecoven), slaan: #NAME?  sjloan (Guttecoven) hotsen [SGV (1914)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)] III-1-2, III-3-1
houden houden: hauwe (Guttecoven) houden [SGV (1914)] III-1-2
houden van liefhebben: leefhöbbe(n) (Guttecoven), leifhöbbe(n) (Guttecoven) liefhebben [SGV (1914)] III-3-1
houtduif houtduif: houtdoef (Guttecoven, ... ), wilde duif: wilj-dŏĕf (Guttecoven) houtduif || houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)] || Wilde duif [N 94 (1983)] III-4-1