18566 |
jacquetpak |
pin:
pèn (L429p Guttecoven)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
bolerootje (<fr.):
bolleroke (L429p Guttecoven),
stoep:
sjtub (L429p Guttecoven)
|
jak [SGV (1914)] || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
afgunstig:
aafgeustig (L429p Guttecoven),
jaloers:
sjaloes (L429p Guttecoven)
|
jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
gelei:
sjlei (L429p Guttecoven),
jam:
sjem (L429p Guttecoven)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
Niet gebruikelijk.
jäörig (L429p Guttecoven),
verjaardag hebben:
verjaordaag (L429p Guttecoven)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] || Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
jĕs (L429p Guttecoven)
|
jas [SGV (1914)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || jassen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18704 |
jasje van het mantelpak |
jasje:
jèske (L429p Guttecoven)
|
jasje van het mantelpak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20561 |
jenever |
schnaps (du.):
sjnaps (L429p Guttecoven)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
jeuk (L429p Guttecoven)
|
jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
t begint te jeuke (L429p Guttecoven)
|
jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|