e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jicht gicht: gich (Guttecoven) jicht [SGV (1914)] III-1-2
joden joden: jŭdde (Guttecoven) joden [SGV (1914)] III-3-3
joelen spektakel maken: Van Dale: spektakel (<Fr.), 2. luidruchtig optreden; -3. lawaai...  sjpectakel maken (Guttecoven) roezemoezen [SGV (1914)] III-3-1
jojo jojo: jojo (Guttecoven) Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)] III-3-2
jong (bn.) jong: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  ⁄t kentj is nog jŏank (Guttecoven) jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)] III-2-2
jong dat pas kan vliegen pieper: piepèr (Guttecoven) een jong dat pas kan vliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) stoppeljongen: sjtōppèl jōēngə (Guttecoven) een jong met schietende pluimen? [N 93 (1983)] III-3-2
jong en kaal vogeltje adj. kaal: kaal (Guttecoven), kats: kàtsj (Guttecoven, ... ) een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] III-4-1
jong van een dier jong: jǭŋk (Guttecoven), mv. [j?ange(n)  jŏank (Guttecoven), WLD  joonk (Guttecoven) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || jong (ve dier) [SGV (1914)] I-11, III-4-2
jong varken bag: bak (Guttecoven), baggen (mv.): baqǝ (Guttecoven), bagje: bɛkskǝ (Guttecoven) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12