e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
komen komen: kŏamme (Guttecoven) komen [SGV (1914)] III-1-2
konijn konijn: knien (Guttecoven) konijn [SGV (1914)] III-2-1
konijnenhol pijp: WLD  pīēp (Guttecoven) Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)] III-4-2
konijnenjong jong: jøŋə (Guttecoven) konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)] III-2-1
koning koning: keuning (Guttecoven) koning [SGV (1914)] III-3-1
koningin koningin: kø̄neŋen (Guttecoven), moer: mōr (Guttecoven) Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.] II-6
koningskaars koningtoorts: WLD  kèùningstoorts (Guttecoven) Koningskaars (verbascum thapsus). Als hierboven. De bloemen staan in groepjes en zijn tot een aar verenigd. Op droge zonnige plaatsen, vooral in de duinen (koningskaars, wolverstaart, wolblaad, zokkebloem, paaskaars, hemelbrand, zachtlap). [N 92 (1982)] III-4-3
konkelfoezen (wbd) smoezen: Van Dale: smoezen, I.2. bedekt en zacht met iem. praten vooral ten koste van iemand anders.  sjmoezə (Guttecoven) verdacht en zachtjes met elkaar zitten te praten [smoezen] [N 87 (1981)] III-3-1
kookkachel, fornuis fornuis: fornuis (Guttecoven), fornuus (Guttecoven), foͅrny(3)̄s (Guttecoven), vuur: vuur (Guttecoven) fornuis [SGV (1914)] || Vierkante kookkachel met een of meer ovens waarop men verschillende dingen tegelijk kan koken, braden of stoven (fornuis, kookkachel, cuissinière) [N 79 (1979)] III-2-1
kooksel kooksel: kaoksel (Guttecoven), kouksel (Guttecoven) kooksel; Hoe noemt U: Het gekookte, het kooksel (kokenage, kook, zooi) [N 80 (1980)] III-2-3