17918 |
krabben |
dabben:
dabbe (L429p Guttecoven),
klauwen:
klauwe (L429p Guttecoven),
kratsen:
kratse (L429p Guttecoven)
|
krabben [SGV (1914)] || krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
kraaltjes:
krelkes (L429p Guttecoven)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21340 |
kramer |
kramer:
kreemer (L429p Guttecoven)
|
kramer [SGV (1914)]
III-3-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
kerzét (L429p Guttecoven),
kezĕt (L429p Guttecoven)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)] || krant [SGV (1914)]
III-3-1
|
25034 |
krassen |
krassen:
krassə (L429p Guttecoven),
kwaken:
kwake(n) (L429p Guttecoven)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)] || krassen [SGV (1914)]
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
krèf (L429p Guttecoven)
|
kreeft [SGV (1914)]
III-2-3
|
24339 |
krekel |
krekel:
krekel (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
krekel [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20708 |
krentenbol |
krentenbroodje:
krèntebruetje (L429p Guttecoven)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
caf-koekje:
kaffekuikske(n) (L429p Guttecoven),
krentenweg:
krèntewik (L429p Guttecoven)
|
krentenbrood [SGV (1914)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
kreukel:
krökəl (L429p Guttecoven)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|