21748 |
leraar |
leraar:
leeraar (L429p Guttecoven)
|
een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21375 |
leren, studeren |
studeren:
sjtudeere (L429p Guttecoven),
sjtudeire (L429p Guttecoven)
|
studeeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
grote stoel:
groate sjtool (L429p Guttecoven),
grōtə štōl (L429p Guttecoven),
grōtə štoͅu̯l (L429p Guttecoven),
zorg:
zörg (L429p Guttecoven)
|
Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
spinselenkerel:
Van Dale: spinsel, wat gesponnen wordt of is.
sjpensele keel (L429p Guttecoven)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
op de handel gaan:
op de hànjel goan (L429p Guttecoven)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17568 |
levend vlees onder de huid |
leven, het -:
t lééve (L429p Guttecoven)
|
levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17697 |
lever |
lever:
lèèver (L429p Guttecoven)
|
lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20514 |
leverworst |
leverworst:
laeverwoosj (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
leverwoosj (L429p Guttecoven)
|
leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24342 |
libel en waterjuffer |
snijder:
schnieder (L429p Guttecoven)
|
libel, alg. [DC 27 (1955)]
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
lichaam (L429p Guttecoven),
lijf:
lief (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
prij:
Gering
prie (L429p Guttecoven)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|