e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leraar leraar: leeraar (Guttecoven) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leren, studeren studeren: sjtudeere (Guttecoven), sjtudeire (Guttecoven) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leunstoel grote stoel: groate sjtool (Guttecoven), grōtə štōl (Guttecoven), grōtə štoͅu̯l (Guttecoven), zorg: zörg (Guttecoven) Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)] III-2-1
leurder spinselenkerel: Van Dale: spinsel, wat gesponnen wordt of is.  sjpensele keel (Guttecoven) koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] III-3-1
leuren op de handel gaan: op de hànjel goan (Guttecoven) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] III-3-1
levend vlees onder de huid leven, het -: t lééve (Guttecoven) levend vlees onder de huid [t leeve] [N 10 (1961)] III-1-1
lever lever: lèèver (Guttecoven) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1
leverworst leverworst: laeverwoosj (Guttecoven, ... ), leverwoosj (Guttecoven) leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
libel en waterjuffer snijder: schnieder (Guttecoven) libel, alg. [DC 27 (1955)] III-4-2
lichaam lichaam: lichaam (Guttecoven), lijf: lief (Guttecoven, ... ), prij: Gering  prie (Guttecoven) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)] III-1-1